Thursday 29 November 2018

Ondanks rug en stijfheid





Buiten lonkt, ondanks rug
en stijfheid ga ik langzaam
langs paden van gras.

Stap voor stap vergezel ik
mijn schaduw . Kijk
het landje van de boer.

Hier ligt het water stil.
Aan de overkant
droomt een blond paard.

Zacht klokkend vaart een
meerkoet piepend zijn
jong vooruit. Stijf maar

heel gelukkig, herbeleef
ik in de heen en weer
schietende stekelbaarzen

mijn jeugd. Het geluk
ligt voor de hand.
Langs paden van gras

ga ik mijn schaduw
vooruit naar huis. Achter
me hinnikt het paard.

Wednesday 14 November 2018

De ontmoeting




      
De voeten van de jonge pianiste Hanna  Landmann branden na de lange wandeling door de hoge sneeuw. Haar ernstige gezicht met de heldere blauwe ogen wordt omkranst door zwarte krullen die nu gedeeltelijk verborgen zijn onder de capuchon van haar wintermantel.
Ze beweegt haar tenen in de laarsjes en voelt de kou omhoog kruipen langs haar benen. Haar wangen en  neuspunt zien rood van de opgestoken oostenwind die vorst heeft meegebracht na de hevige sneeuwval van de vorige dagen. Ze rilt. Bevroren knerpt het sneeuwkleed onder haar stampende voeten. Af en toe stilstaand kijkt ze langs de wit bestoven stammen omhoog. De sneeuw vriest zich steeds vaster aan de takken. De ijle blauwe hemel koepelt er boven waarin rauw een schorre kreet van een overvliegende kraai weerklinkt tussen de stammen van de oude bomen als wachters stil en ijzig.
Dieper is daarna de koude stilte.  
Sinds een jaar of twee begint Hannah bekendheid te genieten door haar pianorecitals. De lovende kritieken bejubelen haar jeugdig elan, de virtuositeit en de romantiek van haar uitvoeringen. De vreugde die deze loftuitingen haar zouden moeten brengen is uitgebleven.  Somber schopt ze in de sneeuwbergen en luistert naar de klanken in haar hoofd.
Het is weer de pianosonate in a moll van Franz Schubert. Voortdurende, klinkende akkoorden, steeds gevolgd door de briljante tonen van het thema. De donkere aankondiging in de pianoklanken blijven resoneren zoals ze de grandioze muziek speelde, de vorige avond.
Na het slotaccoord de paar seconden ademloze stilte van het publiek dat naar haar vertolking luisterde. Ze herbeleeft de schoonheid die onder haar handen tot grote hoogte steeg. En ook het daverend applaus daarna. Maar in haar borst blijft een zwaarte die niet wil verdwijnen.
Stilstaand, leunt ze vermoeid met haar schouder tegen een zware boomstam . 
Ze beziet haar koude handen waarin ze nog het bewegen van de toetsen voelt bij het spelen. Haar lange vingers, waarmee ze de harde sneeuw op de stam aanraakt.
Met haar mouw veegt ze de krullen uit haar gezicht. Haar handen glijden langs de boomstam met de hard bevroren sneeuw. Ze klopt een motief  uit de sonate op het hout. Ik ben zelf muziek peinst ze. Ik ben bevoorrecht. Waarom geniet ik niet? Langzaam laat ze de boom los  en loopt met haar hoofd naar beneden terug naar het voetpad.

In de verte beweegt iets. Een vage vorm eerst, die nog verborgen blijft achter de dikke bomen, maar bij het dichterbij komen duidelijker wordt en uitgroeit tot een  gestalte.
Hannah staat er met de rug naar toe, verzonken in de aanblik van de vreemde grillige voorstellingen in sneeuw geschilderd door de vorst, op de stammen. Ze denkt aan de liederencyclus van Winterreise, tekstregels fladderen door haar hoofd.
De verlatenheid, de leegte die de regels behelzen en de wenkende dood. Hoe die de piano laten klinken. Wat moet Schubert hebben geleden. Tranen springen in haar ogen. Ze slikt.
Zacht nadert de gedaante tussen de beuken, blijft even  staan, schudt zijn hoofd waardoor het haar om zijn hoofd danst. Hannah heeft nog  niets gemerkt. Dichterbij komend, kucht hij, eerst zacht dan wat luider. Sneeuw knerpt onder zijn schoenen. Hij klopt op haar schouder, buigt zich naar voren en zegt zacht: ‘Franz Schubert.’
Ze schrikt en draait zich naar hem toe met wijd open ogen van verbazing. Hij steekt zijn hand uit ter begroeting. Ze is perplex. De adem stokt in haar keel. De componist die ze het meest lief heeft, staat daar zo maar, uit het niets midden in het bos voor haar. Met uitgestoken hand, zo dichtbij, gehuld in een zwarte schoudercape. Ongelooflijk. Hij staat wat voorovergebogen, kijkt naar haar gezicht. Zijn brilletje is beslagen .
Hannah beantwoordt zijn handdruk. Zachtjes drukt hij haar vingers met beide handen.
 Zijn vreemde negentiende-eeuwse kleding, het vest met de rij knopen, de fladderstrik onder zijn kin. Voorzichtig maakt ze haar vingers los uit de zijne.
‘Bent u echt Franz Schubert,?’vraagt ze ongelovig. Ze staart naar hem, nog steeds niet begrijpend wat haar overkomt. Hij staat tot aan zijn enkels in een berg sneeuw en doet een stap naar voren. Hij knikt bevestigend. Achter hem valt sneeuw van de takken met een vreemd, ruisend geluid.
‘Muziek, het is de muziek meisje, die me bij jou brengt. En ook mijn eerste liefde, Thérèse Grob,  brengt me hier. O, die gelijkenis...’ Hij leest aandachtig haar gezicht, de ogen de mond: ‘Jij hebt dezelfde distinctie, het fijne gelaat, de sprekende ogen. Maar vooral jouw pianospel.‘
Ademloos luistert Hanna naar zijn stem.
‘Je weet toch dat ´Das  Internationale Schubert Gesellschaft´ in Tübingen bestaat dat mijn werken heruitgeeft?’
Ze knikt. Ja, ze weet het. De woorden willen niet komen. Ze slikt opnieuw en zwijgt. Vol ontzag. De laatste vier maanden heeft ze zich verdiept in de liederencyclus ‘Winterreise’, Schuberts leven, zijn werk. Een compositie waarin de naderende dood klinkt.  Van een duistere grote schoonheid. Maandenlang  heeft ze de pianopartijen van de liederen gestudeerd. Ze kijken in elkaars ogen.   Ze ziet de rij knopen op zijn vest onder de opengevallen cape. De fladderstrik onder zijn kin met het kuiltje. Schubert legt zijn hand op haar schouder. Beiden zwijgen.
Ze denkt aan het doodsverlangen en de zwaarmoedige  teksten van Wilhelm Müller en de muziek van deze stukken, terwijl ze de druk van zijn hand voelt De hand van de uit de dood verrezen Franz Schubert. Ze hoort in gedachten het laatste lied.
De componist veegt zijn krullen naar achteren en vervolgt zijn vraag:’Ik wil graag dat jij over twee maanden mijn Piano Sonate in a moll die ik in 1817 schreef, gaat spelen in mijn geboortehuis in Wenen.´
Hij veegt nogmaals de lastige lok naar achteren. Daarna neemt hij bedachtzaam zijn brilletje af, trekt een witte zakdoek uit zijn mouw en poetst het al pratend schoon. ´Jij weet hoe je moet inhouden bij de derde herhaling en hoe het moet worden teruggenomen aan het eind van het eerste deel. Precies zó heb ik dat bedoeld. Zoals jij het vertolkt wil ik het horen. Zo kon Thérèse het ook vertolken. En ook Winterreise doe je goed. Zeg tegen je zanger dat hij bij ‘Der leierman ‘de versie in b klein neemt, die past hier beter bij.’
Ze knikt. Ze weet dat die toonsoort bij dat lied past. Ddat die de magie, de vervreemding benadrukt.
Nu Schubert zwijgt is de stilte dubbel diep. De componist trekt zijn cape wat vaster om zich heen en veegt de haren van zijn voorhoofd weg. Het wit van de sneeuw glanst blauwig onder de weerkaatsing van de hemel en weerspiegelt in zijn ronde brilletje.
‘ Luister, meisje, je kunt de pianoforte van het museum gebruiken. Ik zal bij de uitvoering zijn. Doe je best’
Van het ene moment op het andere is hij niet meer te zien. Zonder geluid vliegt dezelfde kraai tussen de stammen achter hen. Sneeuw valt ruisend van een tak.

Ze staat roerloos.
Heeft ze Frans Schubert echt gezien? Is dit een zinsbegoocheling? Ze kon hem aanraken. Hij pakte haar hand, ze voelt nog zijn vingers. Ze kijkt naar haar handen.
Ze hoort zijn stem in haar naklinken, het zangerige van het Duits en hoe nadrukkelijk hij sprak. Ze ziet zijn voetstappen in de sneeuw tot waar ze zich plotseling opheffen.
Naar huis, denkt ze. Oefenen. Met grote stappen ploetert ze door de sneeuw. Ze ziet het notenbeeld, hoort de muziek. 

Enige tijd later, in een volle zaal met aandachtig publiek zet Hannah zich voor het instrument met gebogen hoofd, de handen in haar schoot. Ze gaat voor de pauze de aangekondigde Sonate in  a moll spelen. Daarna zal ‘Winterreise’ worden uitgevoerd met de Tenor Bas Hogenberg. Hij heeft een prachtige stem en is evenals Hannah een groot liefhebber van Schuberts muziek. Ze hebben wekenlang intensief gestudeerd.
   
Het licht gaat uit. Het publiek wacht doodstil.
Hannah wacht nog een moment, dan tilt ze haar handen op de toetsen en zet de tonen van het eerste deel van de Sonate in a mol in,  eerst heel fijn, daar komen de klanken van de aankondigende donkerte, met het zingen van het thema mee. De golvende guirlandes van elkaar opvolgende reeksen voeren haar mee. Stilte. Het verrassende even wachten en het opnieuw inzetten van het thema. 
Vragend en stilletjes zet ze pianissimo het tweede deel in. Langzaamaan begint het te zingen, wandelend over de pianotoetsen, klinkt dan helder op met vragen en antwoorden. De tonen druppelen van haar vingers, licht, steeds sneller, dansend en luchthartig. Hier bezingt de componist het leven in vreugdevolle onbekommerdheid. In de bassen klinken waarschuwingen op, donker en bruisend. Akkoorden klinken van majeur naar mineur. Somber en dreigend. Steeds kruipt het hoopvolle themaatje er tussendoor, omhoog en omlaag, om  uiteen te gaan in toonladders van brekende motieven.
In het derde deel dat stormachtig begint komen langzaam de  vragende open  akkoorden  weer in kleine motiefjes te voorschijn gevolgd door een donker staccato als antwoord.
In het vierde deel klinkt de bijna  militaire mars op in een fors tempo die zich onderverdeeld in kleine fragmenten. Nog steeds huppelt het lichte motiefje er tussendoor om na een kleine aarzeling zich in syncopen buigend en wendend te mengen tot de muziek naar de bevrijdende eindfase stormt. Met drie forse eindakkoorden.

Na de pauze voert ze samen  met de tenor Bas Hogenberg  ‘Winterreise uit‘
In het laatste lied, ‘Der leierman’  speelt de piano de aanhoudende bourdontoon, die zo als de draailier de leegte weergeeft. Waar met de herhalingen de grootheid en de menselijkheid getoond wordt door de stem die zingt in het vierde couplet:

‘Und er läszt es gehen
Alles, wie es will,
Dreht, und seine Leier
Steht ihm nimmer still.’

De laatste regels klinken op:

‘Wonderlicher Alter,
Soll ich mit dir gehn?
Willst zu meinen Liedern
deine Leier drehn?’

...een eeuwige kringloop met een open einde.


Het publiek is diep onder de indruk. Na de laatste klanken blijft het doodstil. Dan klinkt het applaus ruisend op. Het blijft aanhouden ook als de musici na elkaar het podium verlaten. Iemand  wacht in de gang en wuift.
Met een paar passen glipt Hannah weg tussen de pilaren. Nog net zijn de flappen van de ouderwetse schoudercape  te zien en het opflikkeren van licht in zijn brillenglazen als hun handen elkaar raken.


De pijnboom

Siemen Dijkstra, houtsnede Midden op de hei bij een meertje staat een pijnboom. Hij heeft geen pijn, maar zijn naam betekent Pinus, en...