Vijf en veertig jaar geleden ging ik handenarbeid en tekenlessen op twee middelbare
scholen geven. Met mijn hoofdakte als kleuterleidster en na het behalen van de
twee benodigde diploma’s was ik bevoegd
en kon ik aan de slag.
‘Mevrouw,’zei de waarnemend directeur van de ene school bij
mijn sollicitatiegesprek,
’Het is tuig waar u les aan komt geven. We zouden ze het
liefst slaan, maar u weet, dat mag niet.’
Mijn ogen rolden uit mijn hoofd. Hij vervolgde, doodernstig
’Weest u niet toegevend, deel metéén straf uit en houdt ze kort!’ Ik lachte,
want ik dacht, dat méén je niet! en zei dat het wel zou meevallen. ‘U zult het
ervaren! ‘Hij gaf me en hand en groette me met een nadrukkelijk:’Onthoudt wat
ik u nu vertel!’
Verbijsterd fietste ik naar huis.
Voor tekenen kreeg ik de eerste morgen in mijn nieuwe baan,
een tweede klas, meest jongens en een paar meisjes van vijftien tot zeventien
jaar. Ze stonden voor het handenarbeidlokaal waarin ik tekenen moest geven vóór
de klapdeuren. De achterste jongen gaf degene die voor hem stond een zet, en
als omvallende dominostenen rolden ze over elkaar door de open zoevende deuren
naar binnen.
‘Hartelijk welkom! Ga maar even terug, en kom pas binnen als
ik jullie roep!’riep ik zo streng mogelijk. Protesterend rommelden en wrongen
ze zich weer naar de gang en stelden zich opnieuw op in de rij.
Net kleuters, dacht ik gnuivend. Een paar tellen later gaf ik ze een teken dat ze konden binnenkomen
en stommelend, elkaar duwend, met tassen zwaaiend zochten ze een plaats achter
de werkbanken. Met veel heisa en geschraap van de poten van hun krukken zaten
ze eindelijk. Het was een pandemonium van geluiden. Verbijsterend hoe
tweeentwintig grote kinderen zo’n volume kunnen ontwikkelen met hun stemmen. Ik
beval ze om de grote boardplaten te gaan halen die ze over hun werkbanken
moesten leggen om te kunnen tekenen. Ook dat was blijkbaar een heel moeilijke
klus voor ze, vooral om die platen op de werkbank neer te leggen. De lol was, om
de plaat in je handen te nemen , hem
rechtop op de korte kant op de bank te zetten en dan de plaat los te laten. Die
suisde dan omlaag en viel op zijn plaats met een grote knal. Zeven knallen
verder zaten ze zogenaamd braaf grijnzend te wachten of ik er iets van zou
zeggen.
Ik eiste stilte en gaf ze de opdracht om zonder te spreken en zo zacht mogelijk, de platen terug
te brengen naar het magazijn. Een golf van protest deinde door het lokaal. ‘Ga
doen wat ik zeg. Straks heb ik een woordje te zeggen’ zei ik hen aankijkend.
Ze brachten besmuikt loerend naar mij, hun platen terug. Ik
stond rechtop, doodstil en wachtte. Het werd weer stil toen ze terug waren. Ik
ging op de tafel zitten en zei dat het nodig was, wilden ze iets bij me leren,
ik daarvoor hun aandacht nodig had, en zij moesten kunnen rekenen op mij. Dat
ik niet van plan was om aan een stelletje chaoten mijn kostbare, toch al veel
te korte tijd voor een tekenles, te verspillen. ‘Denk erom, ik ben streng, doch
rechtvaardig!’Ik lachte ze toe .’We hebben maar vijftig minuten, dat is veel te
kort om te tekenen. Ik ga met goedvinden van de directeur voorstellen om de
lesuren aan elkaar te plakken, twee blokuren handenarbeid, en twee voor
tekenen. Dat horen jullie nog. We hebben nu meer dan een kwartier verspild door
jullie binnenkomst en materiaal halen. We kunnen daardoor nu niet meer tekenen.
Komop, binnenkort zijn jullie jonge volwassenen . Gedraag je daar ook naar.’Ik
keek de hele groep in de ogen en knikte kort.
De rest van de les heb ik met ze gepraat over kleurenleer en
om de beurt op het bord kubussen laten tekenen in perspectief. Ze vonden het
voorwaar nog leuk ook.
De rest van de twee jaar dat ik op deze school aan zeven
groepen les in mijn lievelingsvakken heb gegeven, was er gerust wel eens wat, maar overwegend waren het
plezierige en vriendschappelijke lessen.
Toen ik vanmorgen hoorde over kinderen van vijftien, die op
de HAVO sterke drank mee naar school nemen, onder de les uit zogenaamde
spaflesjes slokjes drinken, het lijkt immers op water drinken en dat mag!, in
de klas hun telefoontjes hebben aanstaan, de les uitlopen met een grote bek
tegen de leerkracht als die een aanmerking daarover maakt en ze hun petten en
mutsjes niet willen afzetten in de klas, vraag ik me af of er niet iets heel
erg mis is.
Ouders weten waarschijnlijk niet dat hun kind drank
gebruikt. Andere ouders zijn zelf niet goed snik met toe te staan dat hun kind
mag gaan drinken. Een vader liet een jongetje van acht jaar steeds een slokje
van zijn bier proeven. Drie keer raden wie er hier later aan de drank kan
raken.
Bovendien, als leerlingen drank gebruiken, of drugs, ruik je
dat toch?
‘Inleveren die spullen,’zou ik zeggen,’hier er mee en je
krijgt het niet terug!’ Hoe halen ze het in het hoofd. Wat was het ‘tuig’ van
mijn school dan braaf, veertig jaar geleden.
Ik wil een pleidooi houden voor meer discipline en aandacht
voor en ook ván de leerlingen. Vrijheden moet je verdienen en niet pikken.
Respect en medeleven moet je ontwikkelen. Daar behoren kinderen bij gesteund te worden en niet met
een lamaarwaaien mentaliteit begeleid.
Hoe vroeger hoe beter. Het gaat niet vanzelf. Het kost zorg
en inspanning, liefde en humor.
Het is mogelijk om onderwijs geven, een leuk vak te vinden.
Daarvoor zullen we ons moeten inzetten en het een kans geven. Dat gaat niet
vanzelf. Geef onderwijs een kans!
Het is hard nodig!